Page 7 - industriecultuur
P. 7
Maar ook het industrieterrein Lanklaar met een oppervlakte van 124 ha werd in de jaren ’70 ontwikkeld ter compensatie van de afbouw van de steenkoolontginningsactiviteiten in Eisden. Op de oude Philips-site, nu Corda Campus, zijn er vandaag bovendien meer mensen actief dan tijdens de hoogdagen van de elektro-gigant. De sluiting van de Ford-fabriek in 2014, en het daaropvolgend toenemend aantal faillissementen van andere productiecentra (zoals Caterpillar in het Waalse Gosselies) leidde tot een nieuwe crisis, opnieuw gekoppeld aan een wedertewerkstellingsproces. Het grote verschil met de eerste crisisgolf ligt in het feit dat de industriële sector zich vandaag in een transitie bevindt. Er is een overgang van een zuivere- naar een kennis gestuurde maakindustrie, waarin de creatieve sector een steeds grotere rol begint te spelen: de shift naar Industrie4.0. Het SALK (Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat), opgesteld na de sluiting van de Ford-fabriek, omschrijft mogelijke stappen om de Limburgse economie een boost te geven. In dit actieplan wordt ingespeeld op de toenemende transitie naar Industrie4.0. Ook opportuniteiten en tewerkstelling binnen andere sectoren (toerisme, zorg,…) worden meegenomen in het plan. Met deze economische transitie dient zich dus duidelijk een herscholing aan van de werknemers die gevormd werden binnen de klassieke maakindustrie. Samenleving – socio-cultureel landschap De bepalende industriële geschiedenis heeft de identiteit en de cultuur van onze regio diep gevormd. Er werd een travaillistische cultuur ontwikkeld – gekenmerkt door elementen als loyaliteit, blue-collar mentaliteit, solidariteit,…), in combinatie met een sterk community gevoel onder (ex-)mijnarbeiders. Specifiek lag het mijnapparaat ook aan de basis van andere cultuuruitingen zoals de unieke woonvormen (cités), het verenigingsleven en de culture diversiteit (gereflecteerd in culinair aanbod, religie, taal,…). Deze lijn werd verder getrokken door de arbeiders van bijvoorbeeld de Ford fabriek. De ‘Ford community’ vertaalde zich in een bloeiend landschap van verenigingen (sport-, Ford Taunus club,…). Die culturele expressies trokken zich in Limburg zelfs door tot in de religieuze sfeer. Er is sprake van een unieke religieuze adaptatie aan de industriële omgeving. In tegenstelling tot veel andere industrieregio’s, waar het socialistische gedachtegoed het katholicisme eerder naar de achtergrond verdreef, bleven de christelijke waarden in Limburg overeind (bv. mijnkathedralen). De vroegere en huidige industrie cultuur bevat nog tal van symbolen die de sterke verwevenheid van industrie en religie aantonen (bv. het Sint-Barbarafeest, vaandels, verwijzing naar mijnwerkers/mijn als bijen/bijenkorf in de mijnkathedraal van Zwartberg, brancardiers-Lourdes, voorstelling van een fiere mijnwerker staat gelijk aan een religieuze mijnwerker…). Ook landschappelijk heeft de industrie haar stempel gedrukt. De installatie van de mijngebouwen en de daaraan gekoppelde tuinwijken als eilanden in een zee van heide , oftewel verdichting ten opzichte van open ruimte, is vandaag nog herkenbaar. De link tussen de traditionele rurale context en het industriële landschap leidt opnieuw tot specifieke cultuuruitingen (mono- tot multicultureel) wat zich indirect vertaalt naar

